DE GIJSBRECHT VERSTRIPT

Het beeldverhaal is een van de oudste vormen van communiceren en kunst. Denk maar eens aan de oude rotstekeningen, de Egyptische hiërogliefen en de zogenaamde ‘banderollen’ uit de vroege middeleeuwen (zie afbeelding) . Inmiddels zijn strips niet meer weg te denken uit onze cultuur. Menig kind is opgegroeid met Donald Duck en Suske & Wiske, maar ook veel volwassenen zijn nog altijd verzot op strips. In deze onderzoeksopdracht ga je kijken of je technieken uit de stripcultuur kunt gebruiken om de Gijsbrecht om te zetten in een aantal cartooneske kunstwerken.

Onderzoeksvraag

In dit onderzoek probeer je een antwoord te vinden op de volgende vraag:

Als je (delen van) de Gijsbrecht ‘verstript’, hoe zou deze strip er dan uit kunnen zien en wat zegt dat over de inhoud van de Gijsbrecht?

Ter voorbereiding op het onderzoek geef je een antwoord op de volgende vragen. Het kan zijn dat je nog niet alles kunt beantwoorden. Probeer zo volledig mogelijk te zijn.

Vragen:

  1. In een onderzoeksvraag staan begrippen die belangrijk zijn. Als je onderzoek doet, moet je deze operationaliseren. Dat betekent dat je gaat beschrijven hoe je die begrippen moet interpreteren, wat je precies bedoelt met deze begrippen. In deze onderzoeksvraag staat bijvoorbeeld verstript. Zo’n begrip moet je toelichten. Wat bedoel je met verstript in de 17e eeuw en wat betekent het nu?
    1. Welke begrippen in jouw onderzoeksvraag zijn belangrijk?
    2. Verduidelijk de begrippen door ze toe te beschrijven, toe te lichten en te definiëren.
  2. Als je vraag goed leest, zie je dat je een aantal stappen zal moeten zetten om de vraag te kunnen beantwoorden. Maak een schema van de stappen die je denkt dat je moet zetten om deze vraag te beantwoorden.
  3. Nog voor je een onderzoek echt gaat uitvoeren, heb je meestal wel een idee wat de uitkomst van het onderzoek zal zijn (de hypothese). Wat denk je dat het antwoord op deze vraag zou kunnen zijn?

Afronding Onderzoeksvraag:

Document waar vraag 1, 2 en 3 beantwoord zijn.

Kunstwerk

Dit kunstwerk dient als inspiratie voor jullie onderzoek en geeft een idee van hoe jullie eindwerk eruit kan komen te zien.

De Amerikaanse kunstenaar Roy Lichtenstein wordt, samen met Andy Warhol, gezien als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de zogenaamde popart. Popart duidt een stroming aan die zich richt op de massacultuur die begin jaren vijftig van de 20e eeuw ontstond. Thema’s van popart zijn: stripverhalen, reclame, consumptie, televisie, kranten en tijdschriften. Popart is eigenlijk het in beeld brengen en de verheerlijking van de consumptiemaatschappij. Dit gebeurt met alledaagse afbeeldingen en voorwerpen. Hoewel Liechtenstein heel verschillende werken heeft gemaakt tijdens zijn leven, is hij vooral bekend geworden door zijn uitvergrote afbeeldingen van stripachtige personages in dramatische situaties.  Meer weten over zijn werk? Bekijk dan dit filmpje.

Vorm

Het onderzoek dat jullie doen resulteert in een artistieke en kunstzinnige uiting: een scène, lied, dans, kunstwerk, film, kunstzinnige interventie, installatie. Hierna volgt een beschrijving met richtlijnen van wat jullie gaan maken.

Een beeldend kunstwerk bestaande uit minimaal 3 stiptekeningen. De werken zijn gebaseerd op de belangrijkste kenmerken en technieken van het werk van striptekenaar Roy Lichtenstein met daarin een aantal specifieke zelfgekozen momenten uit de Gijsbrecht die jullie hebben ‘verstript’. De afmetingen van de werken zijn minimaal 100 cm x 80 cm en vormen samen een geheel.

Tijd & samenwerking

Je werkt in totaal 8 lesuren aan dit onderzoek. Sommige delen maak je individueel, sommige onderdelen in een groep. Hieronder een weergave hoe het tijdspad er uit kan zien.

*Onderzoeksvraag + Oriëntatiefase + Inspiratiefase:

Tijd: 3 lesuren

Hoe: individueel

Inleveren: document met verschillende opdrachten

*Zelf aan de slag + Reflectie:

Tijd: 4 lesuren

Hoe: groep

Inleveren: verschillende materialen 

*Beantwoording onderzoeksvraag

Tijd: 1 lesuur 

Hoe groep

Inleveren: eindtekst of filmpje

Het laatste lesuur kun je inzetten waar dat nodig is.

STAP 1: Oriëntatiefase

In de oriëntatiefase ga je je inlezen in het onderwerp. Dit doe je door verschillende bronnen te bestuderen. Bestudeer de volgende bronnen en beantwoord de bijbehorende vragen.

Bron 1: geschiedenis van het stripverhaal

Hoe zijn strips eigenlijk geworden zoals ze zijn? Hier staat een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van het stripverhaal. Lees de tekst t/m bladzijde 8.

Vraag:

1. Hoe kan je in eigen woorden samenvatten welke rol tekeningen of ‘strips’ speelden ten tijde van Joost van den Vondel?

Bron 2: Roy Lichtenstein

Doe nu onderzoek naar de kunstenaar en werkwijze van Roy. Je vindt hier informatie over wie hij is en in deze link zie je zijn werk in Tate Modern (museum in Londen).

Vraag:

2. Welke drie (vorm-) elementen zijn kenmerkend voor de stripachtige kunstwerken van Roy Lichtenstein?

3. Waarom koos Lichtenstein eigenlijk voor deze cartoon-achtige vormen? Wat wilde hij hiermee zeggen of, met andere woorden, waar was zijn werk een reactie op?

4. Welke 3 onderwerpen dienden voornamelijk als inspiratiebron voor zijn cartooneske werken?

Bron 5 en 6: Joost Swarte over de strip als kunstvorm

Lichtensteins werk was (deels) een reactie op de, in zijn ogen, nogal elitaire kunstwereld. Kunstcritici namen de strip in die tijd nauwelijks serieus als volwaardige kunstvorm, maar mede door Lichtenstein is daar  de afgelopen decennia veel aan veranderd. Inmiddels wordt de strip zelfs vaak benoemd als ‘de 9e  kunstvorm’. Zo wordt het werk van de Nederlandse tekenaar (en architect) Joost Swarte  internationaal geroemd en is in menig kunstmuseum zijn werk te bewonderen. In dagblad Trouw en in De Wereld Draait Door wordt er aandacht aan besteed. Bekijk deze bronnen.

Vragen:

5. Joost Swarte noemt de strip in Trouw zelfs ‘de hoogste vorm van kunst’. Welke argumenten gebruikt hij hiervoor en zijn jullie het hiermee eens?

6. Als strip inderdaad de ‘9e kunstvorm’ zou zijn; wat zijn dan de andere 8 kunstvormen? Probeer zelf een opsomming te maken want het antwoord is niet direct in de bronnen te vinden.

7. Als je kijkt naar de tekenstijl van Joost Swarte, welke overeenkomst zie je dan met het werk van Roy Lichtenstein? Gebruik in jullie antwoord het begrip ‘de klare lijn’.

8. In zijn interview in DWDD vertelt Joost Swarte hoe hij te werk gaat als hij een illustratie moet maken bij een bepaald artikel. In feite gaan jullie dat ook doen bij het maken van kunstwerken die gekoppeld zijn aan De Gijsbrecht. Wat is de werkwijze van Joost Swarte?

9. Kijkend naar de tekening die Joost Swarte heeft gemaakt naar aanleiding van het artikel over de ‘Dutch Model’: vinden jullie dit een geslaagd kunstwerk? Waarom wel of niet?

Afronding Oriëntatiefase:

Schrijf de antwoorden van vraag 1 t/m 9 onder elkaar in je document. 

STAP 2: Inspiratiefase

In de inspiratiefase doe je inspiratie op voor je eigen maakproces. Wat doen andere kunstenaars, of wat hebben andere kunstenaars te vertellen? Ook nu staan er weer vragen bij elke bron. Noteer de antwoorden op het document waar je in werkt.

Bron 7: teksten van Vondel

Allereerst ga je kijken welke specifieke, dramatische fragmenten en teksten uit de Gijsbrecht je wilt gebruiken in je kunstwerk à la Roy Lichtenstein. Welke personages komen straks op de afbeeldingen voor en welke tekst zou goed passen binnen een tekstballon? Het volledig doorspitten van de tekst is binnen de gegeven tijd niet haalbaar dus het is raadzaam om eerst een  keuze te maken uit de volgende thema’s. Welke spreken je aan?

  • Geweld
  • Vreugde
  • Liefde
  • Wanhoop
  • Verdriet
  • Verraad

Vraag:

10. Schrijf drie thema’s op die jouw voorkeur hebben.

Ga nu op zoek naar concrete uitspraken van personages uit het stuk die gekoppeld kunnen worden aan het gekozen thema. Let erop dat het korte zinnen zijn. Hieronder een voorbeeld bij ieder thema, al is het natuurlijk nog leuker om zelf andere teksten te zoeken. Blader daarvoor in de Gijsbrecht. Bedrijf 1, bedrijf 2, bedrijf 3, bedrijf 4, bedrijf 5A en bedrijf 5B kun je hier vinden. Misschien heb je in de lessen Nederlands iets gehoord wat je graag zou willen gebruiken.

  • Geweld: Gijsbrecht: ‘Al wie in ‘t harnas sterft, die sterft met krijgmanseer!’ (vers 884, bedrijf 3)
  • Vreugde: Arend: ‘Luid van vreughd de klocken!’(vers 287, bedrijf 1)
  • Liefde: Badeloch; ‘Beschermt mijn lieven man!’ (vers 901, bedrijf 3)
  • Wanhoop: Badeloch: ‘Bescherm ons, goede god! Behoe ons voor gevaer.’ (vers 828, bedrijf 3)
  • Verdriet: Badeloch: ‘Ick reken hem al dood, en zie hem nimmer weer’(vers 1238, bedrijf 4) of Gijsbrecht: ‘Wat is het dat u smart?’ (vers 755, bedrijf 3)
  • Verraad: Vosmeer: ‘Heer Gijsbreght, strafme vry!’ ( vers 305, bedrijf 1)
  • Geloof: ‘De hemel sta u eeuwigh bij.’ (vers 450, bedrijf 2)

Vraag:

11. Welke drie fragmenten, personages en teksten uit de Gijsbrecht zou jij willen gebruiken voor jullie eigen kunstwerken?

12. Op welke manier vormen de drie fragmenten een geheel?

13. Maak een aantal schetsen van de door jouw gekozen fragmenten. Maak duidelijke keuzes zoals striptekenaars dat doen.

Bron 8: presenteren van het werk.

Zoals het kunstwerk zelf belangrijk is, is de manier van presenteren dat ook. Zo zit Joost Swarte bij DWDD aan tafel en vertelt hij over zijn werk. Ook kan het zijn dat een expert iets over het werk van een kunstenaar vertelt zoals de Blikopeners in het Stedelijk Museum in Amsterdam doen. Een andere manier is dat jullie een kort filmpje maken over het werk, zoals kunstwetenschapper Fenny doet in dit filmje.

14. Hoe zou jij jullie werk straks op een theatrale manier aan het publiek gaan presenteren. Maken jullie een filmpje, doen jullie alsof je de directeur van het museum bent of spelen jullie een talkshow na waarin jullie werk wordt besproken?

Afronding Inspiratiefase:

Digitaliseer de schetsen/collage die een indruk geven hoe het kunstwerk eruit gaat zien.

Beschrijf op welke twee manieren jij jullie werk op theatrale wijze wilt presenteren.

Rond je hier het onderzoek af, maak dan de EindopdrachtDoe je gewoon het hele onderzoek, ga dan verder naar de volgende fase Zelf aan de slag. Je maakt dan niet de Eindopdracht.

Eindopdracht: Werk een van de schetsen uit tot een beeldend werk. Maak een kort filmpje zoals Kunst met Fenny over je eigen werk.

STAP 3: Zelf aan de slag

In deze fase gaan jullie als groep aan de slag. Je maakt schetsen, repeteert, onderzoekt et cetera. Ofwel: je maakt keuzes. Alles wat jullie doen, documenteer je in het werkdocument. Jullie maken foto’s, filmpjes of korte beschrijvingen van wat jullie doen. Op deze manier leggen jullie het maakproces vast. Maar eerst is het belangrijk om te zien wat jullie afzonderlijke ideeën waren.

Opdracht om informatie uit te wisselen:

  1. Jullie hebben afzonderlijk een hypothese geformuleerd, een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag. Lees je hypothese voor elkaar voor.
  2. Bespreek welke fragmenten uit de Gijsbrecht door jullie afzonderlijk gekozen zijn om als uitgangspunt te gaan gebruiken voor het verstrippen.
  3. Laat elkaar de schetsen/collage zien van hoe het kunstwerk eruit kan zien.
  4. Vertel elkaar wat de ideeën zijn om het werk aan het publiek te presenteren.
  5. Maak keuzes: wat gaan jullie doen?

Opdracht om het kunstwerk te maken:

5. Maak samen een concept voor jullie kunstwerk; welke fragmenten gaan jullie gebruiken en wat maken jullie belangrijk in deze strip. Het werk dat jullie maken bestaat uit minimaal 3 grote afbeeldingen die samen een geheel vormen. Beschrijf ook de manier waarop jullie het werk gaan presenteren. Jullie presenteren het werk in aan het publiek op theatrale wijze (bijvoorbeeld een talkshow, een korte lezing van de museumdirecteur, een gids die een rondleiding geeft) Neem in het maken van het beeldend werk en de performance de vrijheid om jullie inspiratiemateriaal erin te verwerken en alles te maken zoals jullie willen. Gebruik de onderstaande checklist bij het maken van het concept.

  • Met welke techniek gaan jullie aan de slag?
    • Met verf op doek of via een digitale bewerking, maar op het internet zijn nog veel meer opties te vinden. Laat je -voor je verder gaat- eerst maar eens inspireren door het bekijken van deze prezi over hoe je als Roy Lichtenstein te werk kan gaan. Of deze tutorial voor als je het op deze wijze wilt aanpakken.
    • Als je wilt werken met photoshop is dit een handige link
    • Als je wilt werken met grime is deze handig  (of andere) filmpjes van youtube.  Let wel: het zijn mogelijkheden dus kies zelf wat het beste bij jullie past én haalbaar is
  • De belangrijkste stijlkenmerken van Roy Lichtenstein moeten duidelijk te zien zijn in jullie werk.
  • De afbeeldingen bevatten één of meer personages uit de Gijsbrecht.
  • De afbeeldingen bevatten een tekstballon met een kort fragment uit de oorspronkelijke tekst.
  • De losse afbeeldingen (iedere leerling maakt er één) vormen bij de uiteindelijke presentatie echt een geheel. Dat kan bijvoorbeeld door er een soort stripverhaal van te maken, maar drie keer dezelfde afbeelding vanuit verschillende technieken is ook een soort van eenheid. Of een overkoepelend thema (liefde, afscheid, geweld etc). Zie het voorbeeld hiernaast.
  • Mochten jullie kiezen voor de grime-variant (ook leuk!) dan leggen jullie de afbeeldingen uiteraard vast op foto. Zorg er wel voor dat andere uitgangspunten nog steeds worden toegepast: stijlkenmerken, tekstballon, eenheid.
  • Op welke manier gaan jullie het werk theatraal presenteren? Maak een keuze.
  • Wat hebben jullie nodig qua spullen/kostuums/props voor jullie theatrale presentatie.
  • Wat is de rolverdeling?
  • Hebben jullie een script nodig?

Opdracht om het proces vast te leggen:

6. Maak minimaal 3 filmpjes (timelabs) waarin te zien is hoe jullie aan het werk zijn met het maken van het beeldend werk en waarin jullie brainstormen over de theatrale presentatie van het werk. Op deze manier kun je laten zien hoe jullie vorderingen maken. Deze video’s zijn voor je docent (en de docenten van Hoosh) een duidelijke weergave van jullie proces, hierin kunnen ze jullie voortgang duidelijk zien.

7. Maak een eindfilmpje van de theatrale presentatie en maak foto’s van het beeldend werk.

Afronding Zelf aan de slag:

Lever het concept in.

Lever de 3 timelabs in.

Lever de eindfilm en foto’s in.

STAP 4: Reflectie

Jullie hebben een voorlopige uitvoering gemaakt, een zogenaamde ‘generale repetitie’ of ‘eerste versie’ van jullie werk. Jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans is af en kan aan het publiek getoond worden. Op de dag van de echte presentatie komen er echter nog docenten van Hoosh om de laatste puntjes op de i te zetten. Beschrijf nu in 200-300 woorden de onderstaande vragen. De docenten van Hoosh moeten weten wanneer ze komen helpen hoe jullie naar je eigen werk kijken. Ook kun je de docenten gericht om hulp vragen.

Vragen:

  1. Kijk jullie eindfilm gezamenlijk terug. Over welke (artistieke) keuzes die jullie hebben gemaakt zijn jullie heel tevreden? Hoe komt dat?
  2. Aan welk deel van het kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans zouden jullie nog verder willen werken?
  3. De docent van Hoosh komt om jullie verder te helpen. Formuleer drie vragen waar jullie hulp bij zouden willen of beschrijf elementen uit jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans waar jullie nog feedback op willen

Afronding Reflectie:

Lever de geschreven tekst van 200-300 woorden waarin de antwoorden op de vragen gegeven worden.

STAP 5: Beantwoording onderzoeksvraag

Het onderzoek is gedaan en jullie performance heeft plaatsgevonden. Formuleer hieronder je antwoord op de onderzoeksvraag. Hiervoor maak je gebruik van:

  • de hypothesen
  • de door jullie gegeven antwoorden op andere vragen in dit document
  • de ervaringen die je hebt opgedaan tijdens het maakproces van het kunstwerk

Je antwoord bestaat uit minimaal 300 en maximaal 400 woorden of uit een filmpje van 2 à 3 minuten.

Onderzoeksvraag:

Als je (delen van) de Gijsbrecht ‘verstript’, hoe zou deze strip er dan uit kunnen zien en wat zegt dat over de inhoud van de Gijsbrecht?

Afronding Beantwoording onderzoeksvraag:

Lever de geschreven tekst van 300-400 woorden of een filmpje van 2 à 3 minuten in waarin de antwoorden op de vraag gegeven worden.