MONOLOGEN
In 1638 waren schrijvers taalkunstenaars. Het was de kunst om nieuwe woorden te gebruiken, om complexe zinnen te construeren en om eindeloze vergelijkingen te maken met bestaande verhalen. Vondel doet dat in de Gijsbrecht ook; het was gebruikelijk te laten zien als schrijver wat je kennis was. Zeker in de monologen (teksten die door één persoon gezegd worden) gaat Vondel helemaal los. De taal die Vondel gebruikt, staat dus eigenlijk ver van ons af: lange zinnen, ouderwetse woorden, veel vergelijkingen. Ook de inhoud is soms niet meer wat ons bezighoudt. Kunnen we de taal van Vondel nog spelen? Natuurlijk kan dat!
Onderzoeksvraag
In dit onderzoek probeer je een antwoord te vinden op de volgende vraag:
Met welke theatrale middelen, speelstijlen en andere ingrepen en kunnen jullie als theatermakers de oude tekst van Vondel weer hedendaags en actueel maken?
Ter voorbereiding op het onderzoek geef je een antwoord op de volgende vragen. Het kan zijn dat je nog niet alles kunt beantwoorden. Probeer zo volledig mogelijk te zijn.
Vragen:
- In een onderzoeksvraag staan begrippen die belangrijk zijn. Als je onderzoek doet, moet je deze operationaliseren. Dat betekent dat je gaat beschrijven hoe je die begrippen moet interpreteren, wat je precies bedoelt met deze begrippen. In deze onderzoeksvraag staat bijvoorbeeld theatrale middelen. Zo’n begrip moet je toelichten. Wat bedoel je met theatraal en wat zijn middelen?
- Welke begrippen in jouw onderzoeksvraag zijn belangrijk?
- Verduidelijk de begrippen door ze toe te beschrijven, toe te lichten en te definiëren.
- Als je vraag goed leest, zie je dat je een aantal stappen zal moeten zetten om de vraag te kunnen beantwoorden. Maak een schema van de stappen die je denkt dat je moet zetten om deze vraag te beantwoorden.
- Nog voor je een onderzoek echt gaat uitvoeren, heb je meestal wel een idee wat de uitkomst van het onderzoek zal zijn (de hypothese). Wat denk je dat het antwoord op deze vraag zou kunnen zijn?
Afronding Onderzoeksvraag:
Document waar vraag 1, 2 en 3 beantwoord zijn.
Kunstwerk
Dit kunstwerk dient als inspiratie voor jullie onderzoek en geeft een idee van hoe jullie eindwerk eruit kan komen te zien.
In 1996 maakte filmregisseur Baz Luhrmann de film Romeo & Juliet. Hij gebruikt de originele taal van Shakespeare, maar deed er verder alles aan om de film hedendaags te maken. Hij dacht: wat zou Shakespeare gedaan hebben als hij filmmaker geweest zou zijn. Zou zoiets ook met Vondels taal kunnen? Deze film is het uitgangspunt voor dit onderzoek. Bekijk de trailer en de beroemde scène waarin Romeo en Julia elkaar voor het eerst ontmoeten om een idee te krijgen hoe deze film eruit ziet.
Vorm
Het onderzoek dat jullie doen resulteert in een artistieke en kunstzinnige uiting: een scène, lied, dans, kunstwerk, film, kunstzinnige interventie, installatie. Hierna volgt een beschrijving met richtlijnen van wat jullie gaan maken.
Een aantal scènes (theater) gebaseerd op originele monologen uit de Gijsbrecht. Deze scènes zijn hedendaags gemaakt door middel van gekozen theatrale middelen en de manier van spelen.
Tijd & samenwerking
*Onderzoeksvraag + Oriëntatiefase + Inspiratiefase:
Tijd: 3 lesuren
Hoe: individueel
Inleveren: document met verschillende opdrachten
*Zelf aan de slag + Reflectie:
Tijd: 4 lesuren
Hoe: groep
Inleveren: verschillende materiaal, onder andere
*Beantwoording onderzoeksvraag
Tijd: 1 lesuur
Hoe: groep
Inleveren: eindtekst of filmpje
Het laatste lesuur kun je inzetten waar dat nodig is.
STAP 1: Oriëntatiefase
In de oriëntatiefase ga je je inlezen in het onderwerp. Dit doe je door verschillende bronnen te bestuderen en vragen te beantwoorden. De antwoorden maak je in een gezamenlijk document dat je na afloop inlevert.
Bron 1: samenvatting van Romeo en Julia
In het filmpje zie je een in tekenfilmvorm een samenvatting van het verhaal van Romeo en Julia
Vraag:
1. Romeo en Julia is – net als de Gijsbrecht – een 17e eeuws stuk. Als je dat niet zou weten, hoe zou je dat toch zien? Denk ook aan het Vlogboek dat je al eerder hebt gezien bij de opdracht Voor iedereen vooraf.
Bron 2: Baz Luhrmann aan het woord
In dit interview vertelt de regisseur onder andere waarom hij de film heeft gemaakt en hij vertelt kort waarom hij Leonardo DiCaprio en Claire Danes gecast heeft voor de titelrollen.
Vragen:
2. Baz Luhrmann had acteur Leonardo DiCaprio gezien op een foto en wist eigenlijk niet of hij kon acteren. Wat doet acteur Leonardo DiCaprio volgens Luhrmann om zijn tekst geloofwaardig te maken?
3. Voor de rol van Juiet heeft Luhrmann heel veel actrices laten auditeren. Waarom werd het Claire Danes?
Bron 3 en 4: recensies over de film
Ondanks dat niet alle recensenten positief over de film waren, was het een enorm kassucces. Wat interessant is aan de recensies is dat er staat welke middelen Luhrmann gebruikte om de tekst hedendaags te maken. Lees de recensie uit de Filmkrant en uit De Telegraaf.
Vraag:
4. Welke middelen worden genoemd in de recensies die Luhrmann inzet om Shakespeares tekst te actualiseren? Geef een toelichting bij de de onderdelen die genoemd worden.
Bron 5 en 6: tekst leren en bestuderen
Een van de belangrijkste taken van een acteur is om zijn tekst te leren en om zijn tekst te begrijpen. Hij leert, fantaseert, verdiept, analyseert, denkt na enzovoorts. In het fragment van het Nationaal Toneel vertellen een aantal acteurs over hoe zij tekst leren. In deze video vertelt acteur Samuel L. Jackson hoe hij een rol te lijf gaat.
Vragen:
5. Noem alle manieren die ze noemen waarop een acteur tekst kan leren. Welke manieren passen, denk je, het beste bij jou?
6. Wat spreekt je aan bij wat Jackson vertelt?
Afronding Oriëntatiefase:
Schrijf de antwoorden van vraag 1 t/m 6 onder elkaar in je document. Noem het document Oriëntatiefase.
STAP 2: Inspiratiefase
In de inspiratiefase doe je inspiratie op voor je eigen maakproces. Wat doen andere kunstenaars, of wat hebben andere kunstenaars te vertellen? Ook nu staan er weer vragen bij elke bron. Noteer de antwoorden op het document waar je in werkt.
Bron 7: de monologen en acteur Mark Rietman
Vijf monologen die als uitgangspunt dienen voor jullie scènes komen uit de vijf verschillende bedrijven. Het zijn verschillende personages die de tekst spelen. Lees de vijf monologen en lees ook de scènes waar ze in voorkomen.
- Monoloog 1: Gijsbrechts openingsspeech (vs 1-14)
- Monoloog 2: Willem van Egmond weet een list (vs 456 – 488)
- Monoloog 3: Badelochs droom (vs 756 – 823)
- Monoloog 4: Over de liefde (vs 1239 – 1286)
- Monoloog 5: Arends sterfscène (vs 1530 – 1540)
Vraag:
7. Schrijf op met welke monoloog jij aan de slag zou willen gaan. Je kan ervoor kiezen om individueel de monoloog te spelen, het is ook mogelijk dat je in een twee- of drietal met een van de monolgen aan de slag gaat. Je keuze hangt af van de manier waarop jij de monoloog betekenis wilt geven. Ter inspiratie Mark Rietman die een van de monologen probeert voor te dragen.
Bronnen 8 en 9: theorie en een voorbeeld
Lees het document theatrale middelen en bedenk hoe jij de tekst zou aanpakken. Je kunt extreme keuzes maken, zoals in het volgende voorbeeld. Er wordt vaker met ‘oude teksten’ gewerkt, bijvoorbeeld door Opera2day die een opera maakten van het middeleeuwse werk Mariken van Nieumeghen. Op het einde hoor en zie je hoe actrice Hannah Hoekstra een beroemde monoloog uit dat stuk speelt (Doord’onkonstige gaat die konste verloren).
Vraag:
8. Bedenk naar aanleiding van deze informatie wat jij zou willen doen. Gebruik vooral III vormgeving. Maak een heldere beschrijving van de manier waarop je de tekst hedendaags wil ensceneren. Voeg schetsen, een moodboard of een collage toe aan je beschrijving van hoe jij de enscenering hedendaags wilt maken. Hiermee kun je straks jouw ideeën toelichten.
Bron 10: rolopbouw
Begin met het maken van de definitieve ontwerp. Dat doe je met behulp van het document ‘Opdrachten bij monologen’. Aan de hand van de vragen maak je eigenlijk een soort schet voor je scène. Tijdens het maken op de vloer ontstaan er natuurlijk ook weer nieuwe ideeën die jullie meenemen in het maakproces. Het blijft natuurlijk belangrijk dat het goed overkomt wat je wilt vertellen met de monoloog. Het is daarom straks handig als er steeds iemand optreedt als regisseur die goed kijkt of alles ook zo overkomt als jullie dachten. Nog een paar aandachtspunten: Tegen wie spreekt het personage? Waar zit het publiek? Zit er een heldere opbouw in de scène?
Vraag:
9. Vul voor de scène die jij hebt uitgekozen de vragen in.
Afronding Inspiratiefase:
Digitaliseer het ontwerp dat je bij vraag 8 gemaakt hebt (beschrijving en schets).
Werk de opdracht bij monologen goed uit.
Rond je hier het onderzoek af, maak dan de Eindopdracht. Doe je gewoon het hele onderzoek, ga dan verder naar de volgende fase Zelf aan de slag. Je maakt dan niet de Eindopdracht.
Eindopdracht: Werk je opzet en ontwerp uit tot een scène. Film de scène waarin je de oude tekst eigenlijk heel hedendaags gemaakt hebt (o.a. door speelstijl en vormgeving).
STAP 3: Zelf aan de slag
In deze fase gaan jullie als groep aan de slag. Je maakt schetsen, repeteert, onderzoekt et cetera. Ofwel: je maakt keuzes. Alles wat jullie doen, documenteer je in het werkdocument. Jullie maken foto’s, filmpjes of korte beschrijvingen van wat jullie doen. Op deze manier leggen jullie het maakproces vast. Maar eerst is het belangrijk om te zien wat jullie afzonderlijke ideeën waren.
Opdracht om informatie uit te wisselen:
- Jullie hebben afzonderlijk een hypothese geformuleerd, een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag. Lees je hypothese voor elkaar voor.
- Laat elkaar de schetsen/collage zien van hoe de scène eruit kan zien, hoe jullie ze hedendaags gaan maken.
- Lees de elkaar de opzet voor de scène voor (document dat je hebt ingevuld) en vertel elkaar je ideeën hierover.
- Maak keuzes hoe jullie de verschillende monologen tot een geheel gaan maken, gaan vormgeven en presenteren.
Opdracht om de performance te maken:
Maak samen een concept voor jullie performance. De performance die jullie maken zijn de monologen (minimaal 3, maar iedereen speelt mee) uit de Gijsbrecht in een hedendaagse stijl gespeeld. Het geheel duurt 3-5 minuten. Neem in het maken van de performance de vrijheid om jullie inspiratiemateriaal erin te verwerken en de performance te maken zoals jullie willen. Gebruik de onderstaande checklist bij het maken van het concept.
- Maak een volgorde.
- Maak duidelijke keuzes hoe de personages zijn weergegeven in: taal, lichaamshouding en plaatsing op de vloer
- Maak duidelijke keuzes in de vormgeving (decor, kostuums etc.)
- Gebruik kostuums en attributen. Maak een lijstje van alle kostuums en attributen die je nodig hebt, bespreek wie welk kostuum of attribuut regelt en oefen ermee.
- Maak duidelijke keuzes in de opbouw van de scène
Opdracht om het proces vast te leggen:
- Maak minimaal 3 filmpjes (timelabs) van jullie scènes in verschillende fasen van het repetitieproces. Op deze manier kun je laten zien hoe jullie vorderingen maken. Deze video’s zijn voor je docent (en de docenten van Hoosh) een duidelijke weergave van jullie proces, hierin kunnen ze jullie voortgang duidelijk zien.
- Maak een eindfilmpje van de performance
Afsluiting Zelf aan de slag:
Lever het concept in.
Lever de 3 timelabs in.
Lever de eindfilm in.
STAP 4: Reflectie
Jullie hebben een voorlopige uitvoering gemaakt, een zogenaamde ‘generale repetitie’ van jullie werk. Jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans is af en kan aan het publiek getoond worden. Op de dag van de echte presentatie komen er echter nog docenten van Hoosh om de laatste puntjes op de i te zetten. Beschrijf nu in 200-300 woorden de onderstaande vragen. De docenten van Hoosh moeten weten wanneer ze komen helpen hoe jullie naar je eigen werk kijken. Ook kun je de docenten gericht om hulp vragen.
Vragen:
- Kijk jullie eindfilm gezamenlijk terug. Over welke (artistieke) keuzes die jullie hebben gemaakt zijn jullie heel tevreden? Hoe komt dat?
- Aan welk deel van het kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans zouden jullie nog verder willen werken?
- De docent van Hoosh komt om jullie verder te helpen. Formuleer drie vragen waar jullie hulp bij zouden willen of beschrijf elementen uit jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans waar jullie nog feedback op willen
Afronding Reflectie:
Lever de geschreven tekst van 200-300 woorden waarin de antwoorden op de vragen gegeven worden.
STAP 5: Beantwoording oderzoeksvraag
Het onderzoek is gedaan en jullie performance heeft plaatsgevonden. Formuleer hieronder je antwoord op de onderzoeksvraag. Hiervoor maak je gebruik van:
- de hypothesen
- de door jullie gegeven antwoorden op andere vragen in dit document
- de ervaringen die je hebt opgedaan tijdens het maakproces van het kunstwerk
Je antwoord bestaat uit minimaal 300 en maximaal 400 woorden of uit een filmpje van 2 à 3 minuten.
Onderzoeksvraag:
Met welke theatrale middelen, speelstijlen en andere ingrepen en kunnen jullie als theatermakers de oude tekst van Vondel weer hedendaags en actueel maken?
Afronding Beantwoording onderzoeksvraag:
Lever de geschreven tekst van 300-400 woorden of een filmpje van 2 à 3 minuten in waarin de antwoorden op de vraag gegeven wordt.