GIJSBRECHT IN DRIE MINUTEN

De Gijsbrecht is van origine een ontzettend lang toneelstuk met veel actie, waarvan eigenlijk maar weinig te zien is op het toneel. De Gijsbrecht is een verteltragedie met lange monologen waarin de avonturen, emoties en overpeinzingen van de personages met het publiek worden gedeeld. Maar dat kan ook anders! Die actie kan ook óp het toneel en die monologen kunnen wel wat korter, om zo het publiek een bondige samenvatting te geven van het stuk. De Gijsbrecht in 3 minuten, hoe pakken jullie dat aan?

Onderzoeksvraag

In dit onderzoek probeer je een antwoord te vinden op de volgende vraag:

Wat zijn de belangrijkste verhaalelementen uit de Gijsbrecht en hoe verwerk je deze in een korte, humoristische, mini voorstelling van drie minuten?

Ter voorbereiding op het onderzoek geef je een antwoord op de volgende vragen. Het kan zijn dat je nog niet alles kunt beantwoorden. Probeer zo volledig mogelijk te zijn.

Vragen:

  1. In een onderzoeksvraag staan begrippen die belangrijk zijn. Als je onderzoek doet, moet je deze operationaliseren. Dat betekent dat je gaat beschrijven hoe je die begrippen moet interpreteren, wat je precies bedoelt met deze begrippen. In deze onderzoeksvraag staat bijvoorbeeld humoristisch Zo’n begrip moet je toelichten. Wat bedoel je met humoristisch?
    1. Welke begrippen in jouw onderzoeksvraag zijn belangrijk?
    2. Verduidelijk de begrippen door ze toe te beschrijven, toe te lichten en te definiëren.
  2. Als je vraag goed leest, zie je dat je een aantal stappen zal moeten zetten om de vraag te kunnen beantwoorden. Maak een schema van de stappen die je denkt dat je moet zetten om deze vraag te beantwoorden.
  3. Nog voor je een onderzoek echt gaat uitvoeren, heb je meestal wel een idee wat de uitkomst van het onderzoek zal zijn (de hypothese). Wat denk je dat het antwoord op deze vraag zou kunnen zijn?

Afronding Onderzoeksvraag:

Document waar vraag 1, 2 en 3 beantwoord zijn.

Kunstwerk

Dit kunstwerk dient als inspiratie voor jullie onderzoek en geeft een idee van hoe jullie eindwerk eruit kan komen te zien.

Jordy Allen-Dutton en Erik Weiner van de groep Famous Last Nerds maakten een mini-musical van het stuk Hamlet, dat net als de Gijsbrecht traditioneel ook bestaat uit vijf bedrijven. Deze mini-musical duurt echter tweeëneenhalve minuut.

Vorm

Het onderzoek dat jullie doen resulteert in een artistieke en kunstzinnige uiting: een scène, lied, dans, kunstwerk, film, kunstzinnige interventie, installatie. Hierna volgt een beschrijving met richtlijnen van wat jullie gaan maken.

Een minivoorstelling van maximaal drie minuten waarin de belangrijkste personages en gebeurtenissen uit Gijsbrecht op een humoristische manier aan bod komen.

Tijd & samenwerking

Je werkt in totaal 8 lesuren aan dit onderzoek. Sommige delen maak je individueel, sommige onderdelen in een groep. Hieronder een weergave hoe het tijdspad er uit kan zien.

*Onderzoeksvraag + Oriëntatiefase + Inspiratiefase:

Tijd: 3 lesuren

Hoe: individueel

Inleveren: document met verschillende opdrachten

*Zelf aan de slag + Reflectie:

Tijd: 4 lesuren

Hoe: groep

Inleveren: verschillende materialen 

*Beantwoording onderzoeksvraag

Tijd: 1 lesuur 

Hoe: groep

Inleveren: eindtekst of filmpje

STAP 1: Oriëntatiefase

In de oriëntatiefase ga je je inlezen in het onderwerp. Dit doe je door verschillende bronnen te bestuderen en vragen te beantwoorden. De antwoorden maak je in een document dat je na afloop inlevert. 

Bron 1: Hamlet en humor

Hoewel Hamlet een tragedie is, bevat de Hamlet mini-musical door Famous Last Nerds veel humor.  De Gijsbrecht is origineel ook een tragedie, jullie Gijsbrecht in 3 minuten wordt echter ook een komedie. Maar komedie maken is nog niet zo makkelijk. Bekijk eerst dit animatiefilmpje zodat je het verhaal van Hamlet enigszins kent en kijk daarna  de mini-musical van Hamlet nog eens goed.

Vraag:

1. Wat hebben de makers en de acteurs van de mini-musical volgens jullie gedaan om humor toe te voegen aan hun uitvoering van Hamlet? Probeer zoveel mogelijk dingen te noemen.

2. Ze hebben gekozen voor een bepaalde speelstijl die ze in hun taal en vormgeving zichtbaar maken. Hoe zou je die stijl omschrijven?

Bron 2: the formula for writing a great comedy

Steve Kaplan is expert op het gebied van komedie en schrijver van het boek The Serious Business of being Funny. Bekijk het interview.

Vraag:

3. Noteer drie dingen die hij zegt, die helpen bij het spelen of schrijven van komedie.

Bron 3: kort overzicht van de Gijsbrecht

Nu gaan we kijken naar de Gijsbrecht. Lees in T&T Klassieken in de inleiding p.21 t/m 25:

  • Korte Inhoud (hertaling van Kort Begrijp)
  • Sprekende personen
  • Schematisch overzicht t.b.v. een globale plaatsbepaling in de ‘Gijsbrecht’ en genoemde gebouwen en gebeurtenissen.

Vragen:

4. Welke personages uit het stuk worden in de tekst genoemd? Maak een lijst.

5. Welke locaties uit het stuk worden in de tekst genoemd? Maak een lijst.

Afronding Oriëntatiefase:

Schrijf de antwoorden van vraag 1 t/m 5 onder elkaar in je document. 

STAP 2: Inspiratiefase

In de inspiratiefase doe je inspiratie op voor je eigen maakproces. Wat doen andere kunstenaars, of wat hebben andere kunstenaars te vertellen? Ook nu staan er weer vragen bij elke bron. Noteer de antwoorden op het document waar je in werkt.

Bron 4: iedereen kan komedie schrijven

Jon Vorhaus is co-schrijver van de komedieserie Married with children. In dit artikel in de Volkskrant geeft hij verschillende tips over hoe je als schrijver komedie kunt schrijven. Hoewel jullie niet zelf een heel nieuw stuk gaan schrijven, kun je veel van deze tips wel toepassen op het stuk van Gijsbrecht.

Vragen:

6. “Zo heeft de hoofdpersoon van een komische serie altijd tegenstellingen in zich”, zegt Vorhaus in het artikel. Welke tegenstellingen herken je in de belangrijkste personages uit de Gijsbrecht?

  • Noteer eerst de, volgens jou, belangrijkste personages (minimaal 2, maximaal 5).
  • Beschrijf welke karaktereigenschappen je vindt passen bij de personages en waarom.
  • Noteer de tegenstellingen die de personages in zich hebben.

7. “De truc is dan om die twee personen tot elkaars aanwezigheid te veroordelen. Die tegenstellingen zorgen voor spanning.” Gedurende het stuk blijft Badeloch bij haar man en verlaat zij Gijsbrecht niet, deze twee personages besteden dus veel tijd samen. Hoe zouden de tegenstellingen in beide personages tot spanningen tussen de personages kunnen leiden? Schrijf drie ideeën op.

8. “Een volwassen scenarioschrijver schrijft eigenlijk over zijn eigen emoties. Over de angst om dood te gaan, de liefde, de angst om alleen te zijn, daar maakt hij grappen over.” Neem je rijtje van de belangrijkste personages uit vraag 5 erbij. Noteer voor elk personage:

  • Welke emoties en angsten heeft het personage?
  • Wat is belangrijk voor ieder personage?
  • Wat voor grappen zou je hierover kunnen maken?

Bron 5: samenvatting van de Gijsbrecht.

Deze bron is een uitgebreide samenvatting van het verhaal. Lees in Hoefnagel hoofdstuk 1 t/m 5. Verdeel de hoofdstukken over jullie groepsleden. Elk groepslid maakt van een hoofdstuk een beknopte samenvatting en noteert gebeurtenissen, beelden of teksten die hij of zij zou willen gebruiken in jullie Gijsbrecht in 3 minuten. Later in het proces komen jullie samen en delen jullie de ideeën met elkaar.

Vraag:

9. Voeg jouw beknopte samenvattingen en ideeën toe aan je document. Je hoeft de plannen nu nog niet samen te voegen, dit zijn eerste ideeën. Het vastleggen van het script voor jullie Gijsbrecht in 3 minuten gebeurt pas in de derde fase Zelf aan de slag.

Bron 6: Syllabus Kunst

Een voorstelling is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Lees hier uit welke onderdelen een voorstelling bestaat en waar jullie aan moeten denken.

Bij vraag 9 heb je een deel van het verhaal al samengevat en nagedacht over wat je kunt gebruiken uit dit deel. Nu ga je hier wat verder op in. De volgende vragen gaan over het deel van het verhaal waar jij je in hebt verdiept (vraag 9).

Vragen:

10. Hoe komt het toneelbeeld eruit te zien (het totaal van decor, attributen en kostuums)? Tip: hou het decor simpel. Maak op een vel papier een moodboard, collage en/of schetsen waarmee je straks aan je groepsgenoten je ideeën goed kunt toelichten.

11. Welke rollen komen in dit deel voor en op welke manier kun je ze op een humoristische manier neerzetten? Maak een overzicht of maak tekeningen.

12. Welke muziek wil je gebruiken? Voeg linkjes toe naar de muziek.

13. Op welke manier bewerk je de taal? Wordt het een vertelling, een rap, jongerentaal et cetera?

Afronding Inspiratiefase:

Digitaliseer de samenvatting (vraag 9) en jouw ideeën over de scène.

Digitaliseer de schetsen/collage die een indruk geven van het toneelbeeld (vraag 10 en 11).

Rond je hier het onderzoek af, maak dan de EindopdrachtDoe je gewoon het hele onderzoek, ga dan verder naar de volgende fase Zelf aan de slag. Je maakt dan niet de Eindopdracht.

Eindopdracht: Werk de ideeën die je hebt voor jouw deel van de tekst uit tot een geschreven tekst. Voeg daarbij een aantal schetsen en/of een collage hoe dit gespeeld en geënsceneerd kan worden. 

STAP 3: Zelf aan de slag

In deze fase gaan jullie als groep aan de slag. Je maakt schetsen, repeteert, onderzoekt et cetera. Ofwel: je maakt keuzes. Alles wat jullie doen, documenteer je in het werkdocument. Jullie maken foto’s, filmpjes of korte beschrijvingen van wat jullie doen. Op deze manier leggen jullie het maakproces vast. Maar eerst is het belangrijk om te zien wat jullie afzonderlijke ideeën waren.

Opdracht om informatie uit te wisselen:

  1. Jullie hebben afzonderlijk een hypothese geformuleerd, een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag. Lees je hypothese voor elkaar voor.
  2. Laat elkaar de schetsen/collage zien van hoe het toneelbeeld eruit kan zien.
  3. Lees de elkaar de samenvatting en ideeën voor over het deel van de tekst dat je hebt bekeken.
  4. Vertel elkaar je ideeën hoe je humor kan brengen in jullie performance.
  5. Maak keuzes hoe je nu verder gaat.

Opdracht om de performance te maken:

Maak samen een concept voor jullie performance. Dit is een geschreven tekst waarin jullie je (voorlopige) keuzes vastleggen. Jullie hebben je verdiept in het verhaal van Gijsbrecht, in de personages en hun karaktereigenschappen en in het genre komedie. Met al deze informatie in jullie achterhoofd gaan jullie keuzes maken over:

  • De 5 W’s: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Maak een eerste opzet voor de verhaallijnen tekst van jullie Gijsbrecht in 3 minuten.
  • Theatervormgeving: Hoe moet het decor eruit zien? Welke attributen gebruiken jullie? Welke kleding krijgen de personages? Schets ideeën en zoek foto’s. Schrijf alle benodigdheden overzichtelijk op in een decor- en attributenlijst.
  • Muziek: Welke muziek of geluidseffecten willen jullie gebruiken?
  • Tekst: maak een script (dat hoeft niet een uitgeschreven tekst te zijn, het kunnen bijvoorbeeld ook gebeurtenissen zijn).

Opdracht om het proces vast te leggen:

Jullie gaan starten met repeteren op de vloer. Op deze manier ontstaan nieuwe ideeën en maak je een start met het oefenen van hoe jij je personage(s) wilt spelen. Tijdens deze repetities moeten er dingen vastgelegd worden en zullen (vanzelfsprekend) ook weer nieuwe ideeën ontstaan. Tijdens het repeteren zijn de volgende zaken belangrijk om op te letten:

  • Hoe staat en beweegt elk personage?
  • Hoe klinkt de stem van elk personage?
  • Hoe is de mis-en-scène? (Gebruik van de speelvloer door de acteurs. Waar komt elk personage op, waar gaat hij of zij af? Waar staan, zitten of liggen de personages et cetera.
  • Let erop dat er veel actie plaatsvindt: dat er fysiek wordt gespeeld, niet alleen met tekst. De actie is wat we willen zien op het toneel (geen lange monologen zoals in de originele Gijsbrecht).
  • Zorg ervoor dat jullie voorstelling écht binnen 3 minuten past.
  1. Maak minimaal 3 filmpjes (timelabs) van jullie scène in verschillende fasen van het repetitieproces. Op deze manier kun je laten zien hoe jullie vorderingen maken. Deze video’s zijn voor je docent (en de docenten van Hoosh) een duidelijke weergave van jullie proces, hierin kunnen ze jullie voortgang duidelijk zien.
  2. Maak een eindfilmpje van de performance

Afsluiting Zelf aan de slag:

Lever het concept in.

Lever de 3 timelabs i.n

Lever de eindfilm in.

STAP 4: Reflectie

Jullie hebben een voorlopige uitvoering gemaakt, een zogenaamde ‘generale repetitie’ van jullie werk. Jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans is af en kan aan het publiek getoond worden. Op de dag van de echte presentatie komen er echter nog docenten van Hoosh om de laatste puntjes op de i te zetten. Beschrijf nu in 200-300 woorden de onderstaande vragen. De docenten van Hoosh moeten weten wanneer ze komen helpen hoe jullie naar je eigen werk kijken. Ook kun je de docenten gericht om hulp vragen.

Vragen:

  1. Kijk jullie eindfilm gezamenlijk terug. Over welke (artistieke) keuzes die jullie hebben gemaakt zijn jullie heel tevreden? Hoe komt dat?
  2. Aan welk deel van het kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans zouden jullie nog verder willen werken?
  3. De docent van Hoosh komt om jullie verder te helpen. Formuleer drie vragen waar jullie hulp bij zouden willen of beschrijf elementen uit jullie kunstwerk, performance, scène, film, lied of dans waar jullie nog feedback op willen

Afronding Reflectie:

Lever de geschreven tekst van 200-300 woorden waarin de antwoorden op de vragen gegeven worden.

STAP 5: Beantwoording onderzoeksvraag

Het onderzoek is gedaan en jullie performance heeft plaatsgevonden. Formuleer hieronder je antwoord op de onderzoeksvraag. Hiervoor maak je gebruik van:

  • de hypothesen
  • de door jullie gegeven antwoorden op andere vragen in dit document
  • met de ervaringen die je hebt opgedaan tijdens het maakproces van het kunstwerk

Je antwoord bestaat uit minimaal 300 en maximaal 400 woorden of uit een filmpje van 2 à 3 minuten.

Onderzoeksvraag:

Wat zijn de belangrijkste verhaalelementen uit de Gijsbrecht en hoe verwerk je deze in een korte, humoristische, minivoorstelling van 3 minuten?

 Afronding Beantwoording onderzoeksvraag:

Lever de geschreven tekst van 300-400 woorden of een filmpje van 2 à 3 minuten in waarin de antwoorden op de vraag gegeven worden.